Kies voor streekeigen groen

Huisje, tuintje, boompje...

Bij de aanleg van je tuin is het aan te raden om gebruik te maken van streekeigen, autochtone plantensoorten. Ze zijn meestal goedkoper, aangepast aan ons klimaat en groeien sneller.

Zie je graag heel het jaar door een groene haag, dan zijn taxus en liguster geschikt. Haagbeuk (carpinus), beuk (fagus), veldesdoorn (acer campestre) en meidoorn (crataegus) verliezen hun blad in de herfst.

Geschikte bomen zijn olm, linde, eik, kastanje, notelaar, els, beuk, es, acacia, esdoorn en fruitbomen (pruimen, appels, peren, kersen, …).

Je kan ook variëren met streekeigen struiken die vaak prachtige bloemen en bessen geven, bv. een krentenboompje (amelanchier), hazelaar (corylus), Gelderse roos (viburnum opulus), rode kornoelje (cornus sanguinea) of hulst (ilex).

Heb je graag een onderhoudsvriendelijke tuin, voorzie dan bodembedekkers (geranium, pachysandra, kleine maagdenpalm, …). Die vragen minder onderhoud en vormen een geschikt alternatief voor gazon. Door het aanbrengen van een dikke laag compost verhinder je de groei van onkruid en bovendien wordt de structuur van de bodem verbeterd en meteen bemest.

Ontdek hier welke planten van nature in jouw tuin thuishoren 

Wie kiest voor Planten van Hier, kan meestal rekenen op een financieel duwtje in de rug. Meer informatie hierover kan je hier terugvinden.

Ook in de Plant-Wijzer vindt je meer info over inheemse bomen en struiken; in de Fruit-Wijzer over streekeigen hoogstammige fruitsoorten.

Regionaal Landschap Rivierenland organiseert diverse acties en projecten rond natuur- en landschapszorg in onze streek. Typisch voor onze streek zijn zwarte els, zomerlinde, eik, wilde lijsterbes, wilde kardinaalsmuts, meidoorn, sporkehout, sleedoorn, schietwilg, rode kornoelje, hulst, haagbeuk, iep, es, gelderse roos, wilg, ...

Plantafstanden

De afstandsregels van beplantingen zijn sedert de inwerkingtreding van het nieuwe goederenrecht op 1 september 2021, niet meer terug te vinden in het Veldwetboek maar in de nieuwe bepaling 3.133 van het burgerlijk wetboek.

Deze nieuwe bepaling spreekt men niet meer van hoog- of laagstammige bomen om de plantafstand te bepalen zoals voorheen in het Veldwetboek. Het onderscheid tussen hoogstammige en laagstammige bomen wordt vervangen door een hoogtecriterium zijnde twee meter: voor bomen die minstens twee meter hoog zijn bedraagt de afstand van de perceelsgrens twee meter; voor andere bomen, struiken en hagen bedraagt deze afstand een halve meter.

De afstanden worden berekend vanaf het midden van de voet van de boom. Deze regels zijn van toepassing op alle beplantingen. Er is dus niet in een uitzondering voorzien voor de beplantingen die behoren tot het openbaar domein, aldus de memorie van toelichting. De afstandsregels gelden niet indien partijen hierover een andersluidend akkoord hebben gesloten en voor bomen die al meer dan dertig jaar op dezelfde plaats staat.

Documenten